Essays.club - Get Free Essays and Term Papers
Search

Dante and the End of Art

Autor:   •  May 2, 2018  •  2,777 Words (12 Pages)  •  675 Views

Page 1 of 12

...

Wat is dan het einde van de kunst volgens Danto? Op deze vraag gaat hij in, in zijn artikel “The End of Art” uit 1986. Doordat kunst steeds op zoek ging naar zijn eigen filosofische essentie (wat is kunst?) komt er op een zeker ogenblik een moment dat deze essentie bereikt wordt, kunst wordt pure filosofie. Danto baseert zich op Hegel, die in zijn theorie van het einde van de kunst stelt dat er eerst historische continuïteit en progressie moet zijn, zodat kunst zich kan ontwikkelen (Danto, 1986, p. 107, 110-111). Danto spreekt van een cognitief proces, een proces waar continu nieuwe kennis wordt vergaard over wat kunst is. Op een gegeven moment wéét men wat kunst is, en dat maakt dat er geen verdere ontwikkeling mogelijk is, waardoor geschiedenis en kunst eindigt: ‘History ends with the advent of self-counciousness, or better, self-knowledge.’ (Danto, 1986, p. 107). Op dit punt zijn we volgens Danto beland zo rond 1965. Door de Brillo Box van Warhol is de kunst pure filosofie geworden en is er geen progressie meer mogelijk; progressie die er is geweest vanaf het begin van de historische periode. Het narratief van deze progressieve geschiedenis is dus geëindigd, en dat levert het einde van de kunst op. Dit betekent niet dat er geen kunst meer gemaakt kan worden, alleen dat er geen vast narratief meer is binnen de kunst (Danto, 1992, p.7).

Als er geen progressie meer mogelijk is en ook geen vast narratief meer bestaat, wat betekent dit dan voor de kunst? Deze vraag wordt door Danto hoofdzakelijk positief beantwoord, omdat hij vindt dat na het einde van de kunst er complete vrijheid heerst. Er hoeft niks meer gebaseerd te worden op historie (de historie is immers voorbij) en daardoor kan in principe alles kunst zijn. Er is geen mandaat meer nodig om kunst te kunnen maken. Pluralisme is de term die hierbij aansluit: er is niet één leidend narratief (zoals vóór het einde van de kunst), maar er zijn ontelbaar veel narratieven mogelijk. Dit is wat Danto Posthistorisch noemt. (Danto, 1992, p. 12-13). Op pagina 15 van “Modern, Postmodern, and Contemporary” (1995) vat Danto het in één zin samen:

‘And artists, liberated from the burden of history, were free to make art in whatever way they wished, for any purposes they wished, or for no purposes at all.’

Dit heeft als gevolg dat er ook geen vaste stijl te zien is in de kunst in tijden van het pluralisme, iedere kunstenaar kan zijn eigen stijl ontwikkelen (Danto, 1995, p.15). De absolute vrijheid is voor Danto een positieve ontwikkelen, omdat alles nu kan: ‘Everything is permitted.’ (Danto, 1995, p.12).

Er is uiteraard ook kritiek op de stelling van Danto, die helaas in dit essay niet volledig besproken kan worden. Ik zal één criticus uitlichten, en dat is Antoon van den Braembussche. In Thinking Art (2009). Een belangrijke tegenwerping van Van den Braembussche is het feit dat de theorie waar Danto zich op beroept, die van Hegel, uiteindelijk ook niet bleek te kloppen. Hegel beargumenteerde dat na de Romantiek het einde van de kunst zou zijn, terwijl na de romantiek belangrijke stromingen als Realisme en Impressionisme nog volgden (p. 153). Waarom zou Danto dan nu wel gelijk hebben, hoe weet hij zeker dat er geen nieuwe stromingen meer volgen? Volgens Van den Braembussche zou het beter zijn om daarom te spreken van het einde van een bepaald soort kunst, in plaats van het einde van de volledige kunstwereld (p. 161). Bovendien vergeet Danto het belang van het kunstmedium als hij alleen kijkt naar het filosofische aspect van kunst (ibid.). Kunst valt niet alleen van het filosofische oogpunt te bekijken, alleen al omdat het zo nauw verbonden is met zijn medium (p. 162). Toch ontkent Van den Braembussche niet dat Danto een belangrijke theorie heeft gelanceerd: hij stelt dat het einde van de kunst een fundamentele theorie is, die nog steeds rondwaart in de kunstwereld (p.160).

Wat betekent het einde van de kunst voor de museumconservator; degene die de tentoonstellingen maakt en vaak ook de kunstenaars selecteert? Weinberg stelt in zijn voorwoord al vast dat conservatoren vaak moeite hebben met het aanbrengen van orde en samenhang: “Curators are often at sea as to how to approach the overwhelming task of providing a coherent overview.” (Weinberg, 2006, p.14-17). Dit heeft onlosmakelijk te maken met het pluralisme van Danto waarover in dit essay gesproken is; want hoe selecteert een conservator als alles mag, alles kan en er complete vrijheid heerst in de kunstwereld? Om dit te beantwoorden is het verstandig om eerst te kijken hoe volgens Christoph Grunenberg het post-historische museum er uit zou kunnen zien. Grunenberg zegt dat in het posthistorische museum er geen overheersend narratief te volgen is, het breekt volledig met het idee dat er een lijn van progressie te volgen is binnen het museum (Grunenberg, 1999, p. 46). Hierdoor kan het voor een conservator moeilijk zijn om een narratief aan te brengen in een tentoonstelling, omdat er aan de ene kant, volgens Danto, geen progressie meer is binnen de posthistorische kunst (1992, p.7), maar aan de andere kant het voor de bezoekers vaak aangenamer is om toch een verhaal te volgen.

Paula van den Bosch (conservator Moderne Kunst in het Bonnefantenmuseum Maastricht) is een voorbeeld van een conservator in de tijd van het posthistoricisme. Zij werkt met hedendaagse kunstenaars en maakt tentoonstellingen over hen. In “Kiezen en delen” (2007) stelt Van den Bosch dat haar voorkeur uitgaat naar het maken van solotentoonstellingen, omdat bij deze vorm van tentoonstellen er aandacht is voor ‘de individualiteit en ambiguïteit van het kunstenaarschap zelf.’ (p.29-30). Ook geeft ze aan dat volgens haar de kunst verloren gaat in een thematische of theoretische tentoonstelling (p.29). Persoonlijke voorkeur lijkt dus een grote rol te spelen bij de manier waarop een tentoonstelling wordt opgebouwd.

Dit wordt bevestigd door de antwoorden van Van den Bosch in een vragenuur met leerlingen van de Universiteit Maastricht op 15-03-2016. Op de vraag hoe Van den Bosch de door haar gekozen kunstenaars selecteert (over wie ze een solotentoonstelling gaat maken) komt naar voren dat haar selectiebeleid vooral gebaseerd is op persoonlijke voorkeur. Als ze wat werken van een kunstenaar ziet en er na geruime tijd nog steeds over aan het nadenken is (er gaan soms jaren overheen), dan besluit ze om een bezoek te brengen aan de desbetreffende kunstenaar. Als ze na het bezoek nog steeds geïnteresseerd is, gaat ze over tot het maken van een tentoonstelling waarin ze het verhaal (of een deel van het verhaal) van de kunstenaar verteld (Van den Bosch, 15-03-2016).

Hieruit blijkt dat, door het pluralisme dat heerst na het einde van de kunst, ook in het museum veel mogelijk is en dat er geen overheersend narratief meer is. Dit

...

Download:   txt (17.3 Kb)   pdf (64.8 Kb)   docx (18.7 Kb)  
Continue for 11 more pages »
Only available on Essays.club